Bibliotheek

De PCI bestaat uit 34 items en worden gescoord op een 4 puntsschaal van 'zelden of nooit' tot 'zeer vaak'.

Zij kunnen niet vertellen dat ze pijn hebben. Omdat ze niet met woorden kunnen aangeven dat ze pijn hebben, zijn zij afhankelijk van anderen. Begeleiders of familieleden moeten de signalen die patiënten wel geven kunnen zien en begrijpen. De checklist bestaat uit 10 items: gespannen gezicht, lijn tussen neus en mondhoek dieper, grimas, verdrietige blik, dichtknijpen van de ogen, paniek, kermen, huilen, onrustgeluiden en tranen. De vragenlijst wordt ingevuld door de interviewer.

De vragenlijst bestaat uit 10 vragen met betrekking op de slaapkwaliteit van de afgelopen maand.

Deze vragenlijst bestaat uit tien items en twee intern consistente subschalen met een goede test-hertest betrouwbaarheid: Autonomie en Sociaal Optimisme. De subschalen van de PUL zijn redelijk sterk en positief aan elkaar gerelateerd en een hogere score op beide subschalen gaat samen met meer self-efficacy, minder psychische klachten en een minder depressieve copingstijl. Autonomie is specifiek gerelateerd aan een actief probleemoplossende copingstijl en Sociaal Optimisme aan het zoeken van sociale steun bij moeilijkheden.

In de klinische praktijk is de PANSS binnen behandelteams een zinvol hulpmiddel om overeenstemming te bereiken over de aard en de ernst van de symptomen en de achtergrond van geobserveerd gedrag. Het instrument maakt onderscheid tussen de positieve en negatieve symptomen en algemene psychopathologie. PANSS bestaat uit 30 items, die elk op een zevendelige schaal worden geëvalueerd (gescoord). De totale score varieert van 30 tot 210. De PANSS-beoordelingscijfers zijn gebaseerd op het geheel van informatie uit een bepaalde periode. Die informatie wordt zowel gehaald uit een klinisch interview met de cliënt, als uit de mededelingen van verpleegkundigen en/of van familieleden die de afgelopen week de patiënt hebben meegemaakt. Het leeuwendeel van de PANSS-score is echter gebaseerd op een semigestructureerd interview.

• De Psycat is een adaptieve vragenlijst waarbij gebruik wordt gemaakt van Computerized Adaptive testing (CAT). De CAT techniek werkt in essentie als volgt: na elk door de ouder gegeven antwoord wordt een schatting gemaakt van de zwaarte van eventueel aanwezige problematiek bij het kind. Vervolgens wordt bepaald welke vraag de meeste informatie kan geven om die schatting te verbeteren, tot een vooraf vastgestelde nauwkeurigheidsgrens is bereikt. Daardoor kunnen allerlei vragen overgeslagen worden, omdat ze niet bijdragen aan een betere schatting. Doordat er gebruik wordt gemaakt van de CAT techniek beantwoord elke ouder verschillende items, en varieert ook het aantal items. Gemiddeld zijn er 17 items nodig om een nauwkeurige indicatie te krijgen van problemen.
• De Psycat maakt gebruik van een item bank met o.a. items uit de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) en de Child Behavior Checklist (CBC) vragenlijst. Omdat er items gesteld worden uit verschillende vragenlijsten zijn er verschillende antwoord categorieën mogelijk. De Psycat meet de zwaarte van psychosociale problemen bij kinderen op de schalen: een Totaalscore, Internaliserende problemen en Externaliserende problemen. Bij de versie voor 7-11 jarigen is er ook een Hyperactiviteit schaal.
• Per schaal wordt er visueel aangegeven (balkje) of er sprake is van een ‘normale’, ‘grensgebied’, of ‘verhoogde’ score bij het betreffende kind (inclusief betrouwbaarheidsinterval).
• De terugvraagperiode verschilt per item, en kan variëren van van 1 tot 6 maanden. De terugvraagperiode is afhankelijk van de vragenlijst (o.a. SDQ/CBCL) waartoe het item behoort en de betreffende leeftijdsgroep.
• Psycat is gratis beschikbaar, voor toegang tot het instrument kunt u contact opnemen met TNO via meinou.theunissen@tno.nl

De PCL-5 bevat 20 items die worden gescoord op een 5-punts schaal (0 = ‘helemaal niet’, 1 = ‘een beetje’, 2 = ‘redelijk’, 3 = ‘heel wat’ en 4 = ‘helemaal wel’). Een totale score voor de ernst van de symptomen (bereik 0 - 80) kan worden verkregen door de scores voor elk van de 20 items op te tellen. Aanvankelijk onderzoek suggereert dat een PCL-5 cutoff-score tussen 31-33 indicatief is voor waarschijnlijke PTSS.

Het is een zelfrapportagelijst en bestaat uit 17 items, die worden gescoord op een 4-puntsschaal van 0 (nooit) tot 3 (erg vaak – altijd). De schaal kan voor elke sessie worden afgenomen.

De originele QPR was een vragenlijst bestaande uit 22 items waarbij elk item wordt gescoord met een Likert-schaal van 5 punten, variërend van 0 (helemaal mee oneens) tot 4 (helemaal mee eens). De eerste versie bestond uit twee subschalen: QPR intrapersoonlijk (17 items) (bereik 0–68) en QPR interpersoonlijk (5 items) (bereik 0-20), met hoger scores die wijzen op een verhoogd herstel op beide subschalen.